Met vier accordeonisten in een auto vertrok ik naar Gent om te spelen voor gepensioneerde Amerikanen op een cruiseship. Ik was voorbereid. Kinderliedjes, Nederlandse krakers en natuurlijk mijn lieflijke kostuum. We hadden elkaar een jaar niet meer gesproken, de trekzakmannen en ik, en ze begonnen onmiddelijk machograppen te maken. ‘Moet ik weer met die stinkzwammen op stap’, ‘Wat ben ik blij dat ik jullie een jaar heb weten te vermijden’, ‘Je speelt zeker nog net zo beroerd als vorig jaar’, etc. Niet tegen mij, uiteraard, voor mij maakten ze een kleine buiging, al dan niet vergezeld van een handkus. Ik gaf ze allemaal een joviale knuffel. Ik had reuzezin in de twee uur heen en twee uur terug in de auto met de mannen, en dat een keer of tien.
Vorig jaar was ik nog een beetje schuchter op de boot, nu hakte ik de touristen zonder omhaal de pan in. Kwestie van heel veel liefde geven en vooral niet twijfelen. Ik heb jaren in de kinderopvang gewerkt en heb daarnaast twee kinderen gekregen dus ik weet waar ik het over heb. Aandacht en toewijding, dat is de subtekst.
Om nog even een beter beeld te geven van wat ik daar dan precies doe: een paar honderd Amerikanen gebruiken een Hollands buffet. Daar tussendoor lopen ik en mijn collega’s en zingen liedjes aan de tafels. Meezingers en grappige anecdotes. ‘Handjes in de hoogte, handjes in de zij, zooooo varen de scheepjes voorbij, zooooo varen de scheepjes voorbij’. En aan het einde een gezamelijke klompendans. Morgen mag ik weer. Yes!