
Ik was geboekt ‘om het volk te vermaken’ tijdens het lustrum van de AGC.
Daar was ik best verheugd over en ik had er zin in. Het thema was ‘La Vie en Rosé’ en aangezien ik wel wat Franse liedjes ken mocht ik komen spelen. Ik had een wapperende Frans-achtige jurk aangedaan van het merk ‘Cathérine’, hoge hakken en een baret met daaronder een ingewikkelde vlecht vol haarlak. Oorbelletjes, beentjes netjes geschoren, poeh, ik had me wel uitgesloofd.
Ik kwam aan met mijn privéchauffeur en was enorm onder de indruk. De verre, glooiende grasvelden, de wuivende dennebomen en wow, het leek wel een hotellounche. Ik moet eerlijk zeggen, ik barstte van de vooroordelen.
Ik werd stijfjes begroet door een roodharig meisjes met een driehoekig gezicht en een wijze bril op haar neus. ‘Wat kan ik voor jullie betekenen?’
‘Niets, ik kom spelen, ik pleur m’n spullen daar wel in de hoek en graag een dubbele whiskey voor mij en mijn vriend’. Dat zei ik niet, ik drink niet eens, maar ik werd op de een of andere manier een beetje kribbig.
Ik word erg onzeker van sjieke toestanden. Ik heb nooit geleerd fatsoenlijk met mes en vork te eten en krijg accuut haaruitval als ik hoogpolig tapijt bespeur. Maar het bleek allemaal reuze mee te vallen.
Het was wel wat winderig op het terras. Ik zette mijn Franse liedjes in de loep en knikte iedereen vriendelijk toe. Eerst als welkom, later bij de tafels, alwaar de over het algemeen gepensioneerde en uniform geklede dames en heren hun scores zaten uit te rekenen.
Toen kwam het opperhoofd op me af. Dubbele naam, nog net geen dubbele tong. Fuchsia roze clubtrui, hij pakte mijn hand te lang en te vlezig vast. Kriegel. Dat moet je bij mij niet doen.
Ach, weet ik veel, die man gaf me op het laatst heel lief een nostalgisch koekblik met golf spelende dames erop, echt mooi, ik hou van dat soort blikken. Ik was gevleid en goed gevoed en men was tevreden en had prima gelachen. Maar wat ik eigenlijk wilde vertellen…
Een van de heren had vantevoren onderzoek naar mij gedaan en mijn strijdlied ‘Ons Grootkapitaal’ op youtube beluisterd. Hij spoorde mij aan het voor zijn vrienden en vriendinnen te zingen. Hij vond het zo ontzettend mooi! En hij was het absoluut met me eens en had last van schuldgevoelens. Dat ie niet echt iets goeds voor de wereld kon doen. Ik dacht, je mag ons wel komen helpen met onze sociaal-ecologische kunst, maar zo makkelijk ging dat niet. Hij had grote, onschuldig blauwe ogen en was nou ook weer niet zo héél erg rijk. Het échte geld zat bij de Arena, bij die jonge ondernemers daar. Zij hier waren allemaal maar heel gewoon. 5% was miljonair, maar die waren er vandaag helaas niet.
Ach. Alles is relatief. Ze waren wel erg in hun nopjes met hun heerlijke, welverdiende hobby. Lekker spelen in de buitenlucht. Wie wil dat nou niet?
