Ik was lekker vroeg gaan wandelen bij mij in de buurt. Ik woon vlakbij fijne sportvelden waar smalle paadjes doorheen slingeren, met semi-wilde bloemen en heel veel soorten vogels. Het gefluit is soms oorverdovend.
Sommige sportvelden hebben kunstgras, andere niet en zijn versierd met madeliefjes. Ik loop in een stevig tempo. Ik zou kunnen gaan joggen, maar daar heb ik een hekel aan. Ik vind deze manier van bewegen fijn. Ik zwaai en draai wat met mijn armen en sta af af toe stil om mijn heupen los te maken. Soms luister ik ondertussen een podcast. Dit jaar word ik vijftig en mijn niet zo erg sportieve levenstijl begint mij nu wat op te breken.
Het weer is grijs en een beetje bedrukt. Het lijkt een paar keer te gaan regenen. Ik loop ongeleid de paadjes op en af. Ik pluk een vlierbloesem en breek een blaadje van een bessenstruik. Als je zo’n blaadje fijnplet tussen je vingers ruikt het heel erg lekker.
Ik loop en denk na. Ik had al flink diep nagedacht vanochtend over het leven en wat te doen… wanneer… en met wie… Ik heb ontdekt dat als ik een vraag stel aan mijn onderbewuste en ik dan gewoon een beeld laat opkomen, dat ik daar dan echt wat aan heb.
Ik had vorige week een hypnose consult ontvangen van een vriendin. Een zinvol consult voor een vriendenprijs. Nu probeer ik mezelf een beetje onder hypnose te krijgen en dan een antwoord aan mijn onderbewuste te ontfutselen zonder logisch na te willen denken.
Wat moet ik doen om soepeler te worden? Buigen. Buigen… ok… Ik buig. Dat gaat niet erg vanzelf. Als kind kon ik al nauwelijks met mijn handen de grond aan raken, met gestrekte benen althans… Stijfheid zit in de familie, mijn dochter kan het ook niet zo goed.
Ik voel dat ik naar huis moet gaan. Gister heb ik wel anderhalf uur snel gewandeld, zelfs nog een lang stuk over de begraafplaats, waar erg veel oude bomen staan en prachtige romantische graven zijn. Veel kraaien ook. Mooie, stoere kraaien. Ik hou van kraaien. Mijn vader zei dat als ie dood zou gaan hij misschien wel terug zou willen komen als kraai.
Mijn telefoon gaat. Het is mijn dochter. Nu pas zie ik haar bericht.
‘Mama, waar ben je!?’
‘Schat, ik ben in de buurt, ik wilde net naar huis komen, wat is er?’
‘Mama, ik hoor allemaal gefladder in de hal, ik durf mijn kamer niet uit. Bennie en Dickie hebben zeker weer een duif gevangen. Of allemaal kleine vogeltjes. Straks is er weer bloed, net als de vorige keer’
Onze semi-wilde katten hebben al een paar keer een vogel van het balkon gesnaaid en naar binnen gesleept. Een moddervette duif door het kattenluik. Een klein schattig koolmeesje half afgeknaagd in een hoekje van de keuken…
‘Ok, ok, ik kom eraan! Ik ben vlakbij, geen paniek’
Ik jog een minuutje en hink stap sprong naar huis toe. Oh nee… Stel je voor dat ik een lijdende vogel aantref. Dat ie net niet dood is, dat de katten ermee spelen, grijnzend van plezier. Wat doe ik dan?
De vorige keer was de dikke duif met gewonde vleugel en al het balkon afgestrompeld. Uitglijdend over het schuine afdak boven de winkels. Hoe dat is afgelopen weten we niet.
Ik stel me voor dat ik dapper ben, het grote hakmes pak, de vogel bij zijn nekvel grijp en zonder pardon op het aanrecht leg. Wat mot dat mot. Ik stel me voor dat ik met een krachtige beweging zijn kop eraf hak en de vogel netjes en bloedend in een plastic zak stop en naar de vuilnisbakken breng.
Ik ben thuis, doe de deur open. Een paar zwarte veren. Mijn zoon zegt: ‘Het was een kraai, hij fladderde wild rond en toen heb ik de balkondeuren opengezet en hem naar buiten gejaagd. Niets meer aan de hand’
Ik ben een beetje teleurgesteld. Ik had me, voor ik ging wandelen, voorgenomen weer eens iets vaker te gaan schrijven. Nu loopt dit verhaal met een sisser af.
Ik bak havervlokken in een koekenpan en snij fruit voor mijn al bijna volwassen kinderen. Ik heb laatst voor het eerst zelf cruesli gemaakt. Toen was ’t een beetje mislukt. Deze keer is al beter volgens de enige man is huis.
‘Mama, ik was echt bang dat het allemaal leuke schattige paradijsvogeltjes zouden zijn, of misschien wel zo’n grote, enge reiger!’
‘Ja, haha, of een gier’, zegt mijn zoon.
‘Of een ooievaar!’
‘Een T-rex. Een dodo, een griffioen…’
‘Mama, is dat je nieuwe vriend?’
“Ja, haha, wie heeft die nou weer ons leven in gebeamd… ‘
De katten kijken hoopvol naar buiten. Ik pak mij i-pad en ga op de bank zitten. Er is toch best weer wat gebeurd.