Het waait heel hard. Mijn deuren en ramen vliegen ervan open.
Ik zou naar buiten kunnen gaan om te proberen op te stijgen, maar dat gaat niet. Ik ben verantwoordelijk en ik hou van mijn kinderen.
De tijd begint te dringen. Mijn idealen lossen langzaam op.
Ik schreef een aantal liederen dit jaar over maatschappelijke kwesties.
Als het moet bijt ik me vast en ben ik in staat iets moois te produceren. Iets waar mensen om moeten huilen en troost in kunnen vinden.
Grappig kan ik ook wel zijn maar zeker niet vandaag.
Die humor mag best wat meer aangezwengeld worden.
Morgen ga ik op cursus.
Ik heb een boek gemaakt met eigen liedteksten.
Teksten die ik gedurende mijn leven geschreven heb. Zomaar uit mezelf, in opdracht of omdat ik dacht dat het ergens goed voor zou zijn.
Dit jaar schreef ik onder andere ‘Ons Groot Kapitaal’ en ‘The Heart of town ain’t the city centre’. Deze nummers speelde ik in pakhuis De Zwijger vóór en ná het vrijplaatsendebat. De ADM is met de grond gelijk gemaakt. Niet te bevatten, het plezier waarmee de eigenaar de bezittingen van de krakers gesloopt heeft. En dat de stad dit heeft laten gebeuren.
Mijn plezier vind ik in het creëren, niet in het molesteren.
De moordenaar van Bob Marley heeft bekend op zijn sterfbed.
Vermoord door de CIA. Besmet met kanker. Ik wist niet dat dat kon.
Wat waar is en wat niet is zeer lastig te bewijzen. Je kunt mij alles wijsmaken.
Zelfs mijn eigen waarheid ken ik niet.
Behalve als ik het opschrijf. Dan blijkt het allemaal toch logischer dan ik dacht.
‘Ik denk elke keer, ik maak een vrolijk lied
Maar wat ik ook probeer, het lukt me niet
Want het leven is klote, het leven doet pijn
Tralala lala…dit was het refrein’
2003