Beste Jan Zoet,
Er is veel te doen in de media over seksueel machtsmisbruik binnen de theaterschool. Er is een artikel in de Volkskrant verschenen waarin Ruut Weissman en Jappe Claes over één kam worden geschoren. Jappe ken ik niet. Die is vertrokken. Mijn verhaal gaat over mijzelf en Ruut Weissman, de uitermate charismatische en getalenteerde artistiek leider van de voormalige Academie voor Kleinkunst. Daar ben ik ruim 15 jaar geleden afgestudeerd. Zwaar depressief en in de war. Dat is uiteraard niet alleen Ruut zijn schuld en nu ben ik een gelukkig artieste met een afwisselend en spannend leven die haar gezin ruimschoots en blij te moede onderhoud.
Ik wil graag mijn verhaal vertellen om de vrouwen te steunen die hebben geleden onder het seksuele, maar vooral ook emotionele machtsmisbuik van Dhr Weissman en andere mannen in het werkveld. Het erge is: het kan best dat hij zelf niet eens door heeft wat voor impact hij op deze vrouwen heeft en heeft gehad. Er komen berichten door die zeggen, ja, maar wíe dan, en wát dan, iedereen blijft zo vaag… Klopt. Hij heeft mij ook haast met geen vinger aangeraakt. Maar hij heeft me wel laten barsten toen ik uit puur ongeluk en onvermogen flauw viel op het podium. Ter verduidelijking:
Ik zat in het eerste jaar en haalde mijn propedeuse. Toch ging ik van school. Waarom? Ik weet nog dat ik huilend bij Ruut op kantoor zat. ‘Als ik voor jou sta te zingen heb ik het gevoel dat je alleen maar naar m’n tieten zit te kijken’ (en die mochten er wezen kan ik je vertellen… ) Ik ben, weet ik nu, behoorlijk hooggevoelig en ook niet dom en ik had goed in de gaten dat er iets niet deugde aan de manier van leiding geven van deze lieve Ruut. Iedereen was verliefd op hem. Króóp voor hem. De jongens evengoed als de meisjes. En de jongens nemen het nu voor hem op. Logisch als je zo fijn bent geholpen in het wereldje. Acda en de Munnik, de Vliegende Panters, ja, ze hadden een heerlijke tijd. En hij ís ook een geweldig regisseur en een in wezen lief mens, en ik hóópte ook zó dat hij mij zag staan en écht zou doorgronden… Maar nee.
Ik vertrok naar Antwerpen, naar het Herman Teirlinck Instituut. De eerste week op mijn nieuwe school boog ene Peter Gorissen, de toneeldocent aldaar, over de piano en zei: ‘Alé, ik word nogal eens verliefd op meisjes’. Ik kon wel door de grond zakken. Wat was ik kwaad!! We hielden ellenlange toneelimprovisaties in de kelders van het oude schoolgebouw. Ik raakte verdwaald en wist niet wat ik moest, behalve de leukste jongen van de klas versieren. Want ja, wat moet je anders… Kijk. Ik begrijp die mannen wel. Ik hou ook enorm van flirten en erotische, liefdevolle spanning voelen is het heerlijkste wat er is. En oh, wat lijkt het mij moeilijk als ik nu een klas vol smeuïge jongens en meisjes onder mijn hoede zou krijgen. Ik zou ook willen dat ze verliefd op me zouden worden. Denk ik… Of ben ik daar nu inmiddels te volwassen voor en zou ik echt, uit mijn hart, het beste willen voor deze jonge mensen zodat ze een werkzaam leven in de praktijk kunnen opbouwen?
Enfin, Jan Decleir heb ik ook meegemaakt aldaar. Ik heb een heerlijk ranzig verhaal in de aanbieding wat ik maar wát graag op feestjes vertel. Het heeft te maken met een jong, verloren, niet al te knap en spichtig biseksueel meisjes dat al vanaf haar kindertijd een enorm fan van was deze Vlaamse kolos. En maar handjes vasthouden in de kroeg tot in het ochtendgloren, en maar citroenjenever zuipen en alléén met het jonge veulen repeteren in diezelfde schimmige kelders… Ja, het spreekt tot de verbeelding… ‘Kleed je maar een beetje uit schatteke, leen maar een mooi bh-tje van je vriendin, en ach, weet je wat, het stuk (van Vondel) gaat over het begin van het kwaad, dus waarom zou je geen kakske doen in die grote ijzeren pot??’ Ik lieg niet en ik bibber van angst want oh wee als ‘Dun Jan’ dit te lezen krijgt… Maar het is wél de waarheid en zwart van woede heb ik over de gangen van het instituut rond geraasd. Ik heb Jan uitgescholden, ik kon me niet beheersen. (Een vrije slappe docent haalde het nog in zijn hoofd om mij te melden ‘dat ik nu in elk geval kon zeggen dat ik Jan Decleir had uitgekafferd’, alsof het iets lolligs betrof) Toen ik het veulen vlak na haar examen vroeg hoe het ging (de ‘kak’ tip was bedoeld voor haar eindpresentatie) zei ze: ‘Ach weet je, ik was zo zenuwachtig, ik had diarree’. Ze heeft het niet gehaald….
Dus ja. Daar ging ik weer. Dit keer naar mijn ouders in Breda. Fijne kunstzinnige mensen, ik kwam daarvóór van de Vrije school. Ik dacht, als ik het dan allemaal zo goed weet dan moet ik het maar zelf doen ook. Dat deed ik. Ik maakte een voorstelling, liedjes, een decor, ik belde de krant en had succes. Welliswaar in kleine kring, maar het theatertje was vijf avonden uitverkocht en men heeft het er nog jaren over gehad. Maar ja, wat moet je in Breda? Geen netwerk, geen diploma… Dus ik ging terug. Terug naar Ruut. Want ergens hield ik ook wel een beetje van hem en ik wist het verder ook niet goed. Mijn oude klasgenoten waren inmiddels aan het afstuderen en ik kwam in een nieuwe groep terecht. Ik voelde me dood onzeker. Want ja, ik was weggegaan en kwam nu weer terug. Nou, dan moest ik mezelf maar eens bewijzen! Zo voelde dat… Ik speelde dezelfde voorstelling als in Breda maar kreeg nu totaal geen respons. In Breda klapte de mensen toen ik opkwam wat maakte dat ik ontspande en de energie begon te stromen. Hier wachtte ik af en bleef het stil. Akelig stil… Je moet weten, ik zat ook niet erg lekker in mijn vel. Was niet geaard, kon slecht zingen, had sociale problemen, geen vriendinnen en ik blowde teveel.
Toen gebeurde er iets dat voor mij echt traumatiserend is geweest. Ik wilde een programma maken. Alléén, ik was tenslotte een individualist met een eigen mening en een eigen smaak… Ik werd geregisseerd door Paul de Munnik, u weet wel, van Acda en de Munnik. Waarom? Ik heb geen idee. Misschien omdat Ruut hem een baantje gunde? Ik schreef een stukje over orgasme problemen. Sorry mensen, als ik u geneer, ik kan nu met een gerust hart vertellen dat ik daar gelukkig al heel lang geen last meer van heb. Toen wel. Ik koos veel te moeilijke nummers van Jacques Brel en Dolly Parton en ging ongelofelijk op mijn bek. Ik bakte er helemaal niets van en stond te trillen op mijn benen. Ik voelde hoe genant het was terwijl ik stond te spelen en viel flauw. Báf. Op de grond. Ik werd getroost door de pianist met wie ik wel een goed contact had, maar die bepaald niet onberoerd bleef bij het voelen van mijn jeugdige vrouwenlichaam… En toen? Ik weet het niet meer. Ik dwaalde steeds meer af en verzon een enorm gecompliceerd eindexamenstuk. Heel vooruitstrevend, maar véél en véél en véél te hoog gegrepen. Werd ik geremd? Gesteund? In contact gebracht met inspirerende mensen? Niets van dat al. Ruut had geen tijd, was bezig met zijn vrienden en zijn eigen producties. Aan mij viel geen eer te behalen…
Het raakt me echt als ik dit schrijf. Het knaagt en het doet pijn. Als ik Acda en de Munnik op de radio hoor dan moet ik bijna kotsen. Niet dat ik ze hun succes niet gun(de), maar mijn leven en carriere hadden er heel anders uit kunnen zien als Dhr Weismann écht zijn verantwoordelijkheid had genomen en had geluisterd toen ik zei: ‘Als ik voor jou zing voelt het alsof je alleen maar naar mijn tieten zit te kijken’.
Alles heeft een reden en ik ben nu trots op wat ik doe. Ik had de strijd misschien ook nodig om te kunnen zijn wie ik nu ben. Ik was misschien iets teveel over het paardje getild. Vóór de Kleinkunst heb ik nooit ergens voor hoeven werken, alles kwam me aanwaaien… Talent, daar word je mee geboren, en het is een hele klus en verantwoordelijkheid het te ontwikkelen en er van te genieten. Dat geldt voor mijzelf maar zeker ook voor mensen die betaald worden om anderen te coachen en te inspireren. En dáár gaat deze hele toestand over, wat mij betreft.
Beste meneer Zoet, ik ken u niet, maar uw achternaam geeft hoop.
Veel liefs,
Cato Fluitsma