Danny zet de bloemetjes buiten (en iets over corona)

Danny en ik in de binnentuin in 2013

Van de week werd ik gebeld door Danny. Of ik kom spelen op zijn verjaardag. Ik ken hem van een verzorgingshuis waar ik een paar keer optrad. Ik ben ontroerd door zijn initiatief. Danny is verstandelijk beperkt maar kan goed voor zichzelf opkomen. Een charmante persoonlijkheid met een hart van goud. Een beetje een Don Juan.

Vorig jaar zat ik op zijn verjaardag op een doorrookte leren bank tussen zijn familie en een paar andere sociale vrouwen een gebakje te eten. Posters van spannende meiden aan de muur. Hij is groot fan van Donna Summer. Vandaag wordt hij 76.
‘Schat, wat fijn dat ik je stem hoor. Ik zit hier al tien weken opgesloten. Het lijk wel een gevangenis. Ze komen me eten elke avond brengen… Ik mis alleen de tralies nog’.
‘Ok Danny. Ik kom wel even langs.
Ik zal contact opnemen met je begeleider’.

Vanochtend op de fiets in wapperende rode zomerjurk.
Er klinken opzwepende housebeats uit een bezemwagen.
Een mainstream DJ roept iets over ‘in corona tijden’ met een soort van samenzweerderige trots. Alsof het een spannend event betreft.
Ik bedenk me dat ik dit hele gebeuren wel live zou willen streamen omdat dat goed is voor mijn PR en ik ook wel van aandacht houd, maar ik kan moeilijk filmen en accordeon spelen tegelijkertijd. En als ik een enorm statief mee moet nemen krijgt het allemaal toch weer een andere lading. Ik besluit dat een foto volstaat.

Ik kom aan bij het verzorgingshuis. Een zenuwachtige dame dribbelt over straat. Ze roept wat door de elektrische schuifdeuren.
‘Zou de accordeoniste hier buiten komen spelen?’
‘Ik ben de accordeoniste’.
‘Oh, hallo! Wat ontzettend leuk….
Maar is het wel veilig als wij naar binnen gaan?’

Ze is samen met haar man. Oude buren van Danny.
Ik zeg dat ik heb afgesproken op de binnenplaats.
Ik wacht binnen bij de receptie. Er wordt naar boven gebeld. Danny komt algauw met een knappe, donkere begeleidster de trappen afgedaald. Hij draagt puntige lakschoenen en een grote stropdas. Ik voel dat hij me wil omhelzen maar dat kan natuurlijk niet. De buren mogen niet naar binnen dus zingen we eerst een liedje op straat. De buurvrouw werpt Danny een kadootje toe. Alsof ze in Artis de apen voert. Danny raapt het haastig op. ‘Het is aftershave’, zegt ze er nog bij.
Ik zing: ‘Er is er een jarig, hoera, hoera!’ plus de hele herkenbare riedel er achteraan. Uit volle borst. ‘Hoera!’
Danny is verlegen. De buren en de begeleidster klappen vrolijk mee. Ik hou het kort. De buren vertrekken en zijn blij dat hun missie is geslaagd. Ze hebben nog een verjaardag vandaag en gaan per toerbeurt bij iemand in de tuin zitten.
Wij gaan naar de binnenplaats. Het restaurant dat we passeren is uitgestorven. Via mijn eerdere contactpersoon vernam ik dat één iemand van het personeel is overleden aan corona. Verder is er niemand ziek.

De binnenplaats is leeg en pas vernieuwd. Kale tegels, de plantjes moeten nog groeien. Een client pakt een stoel en gaat erbij zitten. Ik kijk hoopvol naar boven, naar de balkonnetjes, maar er is geen ziel te bekennen.
Danny zegt: ‘Toch leuk da je gekomme ben’.
Ik speel nog wat liedjes.
‘Breng eens een zonnetje onder de mensen’, ‘Tulpen uit Amsterdam’.
‘Ik voel me zo verdomd alleen’…
Ik wil nog even doorgaan maar de begeleidster wordt onrustig.
Het is nu wel mooi geweest.
Onderweg naar de uitgang spreekt een leuke verzorgster mij aan.
‘Grappig, zo’n klein, wit accordeonnetje’.

Ik weet niet precies meer hoe het gesprek verliep maar ze maakt me duidelijk dat ze het allemaal maar raar vindt, deze hele corona toestand. Ze wijst naar haar voorhoofd.
Ik zeg: ‘Inderdaad, volgens mij klopt er geen bal van’.
‘Oh, gelukkig…’, zegt ze, zo van, voel jij wat ik voel… begrijpen wij elkaar?
‘Ik ben hooggevoelig, zegt ze, ‘ik heb het een paar jaar geleden erkend’.
Ik krijg kippenvel, ik merk dat het van diep komt.
‘Hier worden de mensen pas ziek van.
En dat onze collega is overleden aan corona…. ‘
Ze schudt haar hoofd. Tranen springen in haar ogen.
‘Maar ik mag niks zeggen, zet het maar niet in de krant…’
Ik geef haar mijn kaartje. Zij gaat sjoelen met een bewoner.
‘Ik mag er vier tegelijkertijd. Dat is in elk geval iets.’

Ik ga weer naar huis. Mijn verhaal is geschreven.